De IND heeft nieuw beleid geformuleerd in Informatiebericht 2022/65. De uitspraak van de Raad van State van 12 november 2021 (JV 2021/235, ve21003166) heeft indirect gevolgen voor de arbeidsrechten die vreemdelingen hangende een EU-aanvraag hebben. Dat wil zeggen, een vreemdeling die een aanvraag voor toetsing aan het EU-recht heeft ingediend, komt als gevolg van de uitspraak (vooralsnog) standaard het recht toe om gedurende de procedure arbeid te verrichten. Eerder kon het recht op het vrij verrichten van arbeid nog aan specifieke categorieën vreemdelingen worden onthouden.
Die praktijk kan (vooralsnog) niet langer toepassing vinden. Vanwege signalen uit de uitvoering dat het aan dit IB voorafgaande IB 2021/132 (ng) tot verwarring leidde, is met de totstandkoming van dit nieuwe IB dat oude IB komen te vervallen.
In afwachting van nieuwe beleidsregels zullen de huidige beleidsregels in de Vc (B10/2.2) die toezien op het recht op arbeid hangende de procedure worden aangepast, zodat zij in de pas lopen met de Afdelingsuitspraak en de werkwijze dit in dit IB wordt voorgeschreven. Dit informatiebericht zal worden meegenomen bij de volgende actualisering van de WI Het recht van de Europese Unie en bij de totstandkoming van het nieuwe IB Chavez.
Dit IB geldt nadrukkelijk als tijdelijke werkwijze. Over de mogelijkheid, dan wel de wens om hangende de aanvraagprocedure alsnog arbeid vrij te onthouden aan specifieke categorieën EU-burgers of (derdelands) familieleden van EU-burgers wordt nog overleg gevoerd tussen DMB, SZW en IND. Voor zover nu kan worden overzien zal dat in ieder geval vragen om een aanpassing van de Vc en het Voorschrift Vreemdelingen (VV). Tot nader orde geldt daarom de handelwijze die in dit IB staat beschreven.